George Frederik ZEGERS VEECKENS (32 jaar)
===== Geen foto beschikbaar =====
Geboren zondag 1 januari 1911 te Amsterdam (NH)

Rotterdamsch Nieuwsblad, woensdag 4 januari 1911
Zoon van Lambertus Jacobus ZEGERS VECKENS en Maria Christina BOS
George wil na zijn schoolopleiding als officier gaan dienen bij de Koninklijke Marine.

Nederlandsche Staatscourant, dinsdag 16 augustus 1927
George komt op vrijdag 2 september 1927 vanuit Bloemendaal naar Den Helder
bij Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) waar zijn 4 jarige studie tot officier
der Koninklijke Marine aanvangt. Zijn stamboeknummer wordt KIM 2.244.
Naast de studie op het KIM en de "practische oefeningen" aan boord van de
oorlogsschepen nemen de adelborsten ook deel aan diverse sportwedstrijden.
In de strenge winter van 1929 wint George op de bevroren gracht van het Fort
Erfprins te Den Helder de schaatswedstrijd over 415 meter voor adelborsten.
In augustus 1931 is de opleiding aan het KIM voltooid en volgt zijn benoeming
op vrijdag 21 augustus 1931 tot luitenant ter zee der 3e klasse.

Nederlandsche Staatscourant, dinsdag 25 augustus 1931
Om al het geleerde in de praktijk te brengen gaat George voor een periode van
4 jaar naar Nederlandsch Oost Indië (NOI) om daar dienst te doen. Hij vertrekt
op woensdag 30 september 1931 vanuit Amsterdam met het motorschip Pieter
Corneliszoon Hooft van de Stoomvaart Maatschappij Nederland naar Batavia.

Algemeen Handelsblad, vrijdag 28 augustus 1931
m.s. Pieter Corneliszoon Hooft

Foto: www.simplonpc.co.uk
De reis duurt een kleine 4 weken. Ondertussen heeft de marine voor George,
na aankomst, al een plaatsing aan boord van de kruiser Hr.Ms. Java geregeld.

De Indische Courant, donderdag 22 october 1931
Na zijn plaatsing op de Java volgt er in begin 1932 eentje op de Hr.Ms. Zeven
Provinciën. Eind 1932 volgt overplaatsing hij naar Hr.Ms. Willebrord Snellius,
een opnemingsvaartuig dat voor de dienst Hydrografie veel zeegebieden in de
archipel in kaart brengt. Op dit relatief kleine oorlogsschip met 84 bemannings-
leden, is het een geheel ander bedrijf dan aan boord van de Java met 530 - of
de Zeven Provinciën met 452 bemanningsleden.
In begin 1933 volgen er enkele korte plaatsingen op marinekazerne Oedjoeng
en Hr.Ms. Floris. George is in april 1933 weer terug aan boord van de Willebrord
Snellius. Zijn bevordering tot luitenant ter zee der 2e klasse volgt op maandag
21 augustus 1933.

De Indische Courant, dinsdag 22 augustus 1933
De rest van het jaar 1933 en in 1934 zijn er voor George twee plaatsingen die
regelmatig onderling gewisseld worden. Dat is de Willebrord Snellius en Hr.Ms.
Tydeman, ook een opnemingsvaartuig.
De 4 jaar in NOI zitten er voor George bijna op. Hij gaat terug naar Nederland
om daar te genieten van verlof en om dienst te doen in Europa.

De Indische Courant, woensdag 24 october 1934.
Op woensdag 26 december 1934, tweede kerstdag, vertrekt het motorschip Indrapoera
van de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd onder gezagvoerder G.A. Schoehuizen vanuit
Batavia naar Nederland.
m.s. Indrapoera

Foto: www.krlmuseum.nl
De reis van de Indrapoera gaat van Batavia naar Singapore, Belawan-Deli, Sabang,
Colombo, Suez/Port Said, Marseille, langs Gibraltar, Lissabon, Southampton naar
Rotterdam waar het schip op maandag 21 januari 1935 aankomt.

Heldersche Courant, donderdag 17 januari 1935
George gaat met verlof en moet zich op 4 maart maart 1935 melden op het
wachtschip te Den Helder.

Heldersche Courant, zaterdag 9 februari 1935
Per 18 maart 1935 is George geplaatst op Hr.Ms. Gelderland. In oktober 1936
terug geplaatst op het wachtschip te Den Helder in afwachting van een volgende
plaatsing.
Zijn volgende plaatsing is de bij de afbouw van de Tromp, op de werf van de
Nederlandse Dok- en Scheepsbouw Maatschappij te Amsterdam (NDSM).

Algemeen Handelsblad, zondag 18 april 1937
De Tromp zal in augustus 1938 in dienst gesteld worden en na diverse varende
beproevingen naar West-Indië vertrekken en daarna via het Panamakanaal naar
NOI te varen.
Op 21 mei 1938 stapt George te Zandvoort in het huwelijksbootje met Jeannette
Hermana Joanna (Jenny) HAASTERS.
Jenny komt uit een zeevarende familie. Haar vader is gezagvoerder van het stoom-
schip Van Rensselaer van de Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij.

Algemeen Handelsblad, zaterdag 21 mei 1938
Gezien toenemende politieke spanning vertrekt de Tromp op zaterdag 19 augustus 1939
met spoed via het Suezkanaal naar NOI.

Algemeen Handelsblad, dinsdag 18 augustus 1939
Hr.Ms. Tromp

Foto: www.maritiemdigitaal.nl
Jenny volgt haar man George naar NOI met het m.s. Dempo van de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd.
Het schip vertrekt uit Rotterdam op woensdag 13 september 1939 en zal op woensdag 18 october 1939
te Batavia aankomen.
m.s. Dempo

Foto: www.zwama.de
George en Jenny betrekken een woning aan de Bengawanstraat 49 te Soerabaja.
Later verhuizen zij naar de Reiniersboulevard 97.

De Indische Courant, dinsdag 14 november 1939
Het leven in Indië en voor de achtergebleven familie in Nederland, lijkt
relatief gezien, rustig te verlopen. De politieke spanningen lopen echter
behoorlijk op en dat is ook in Indië bij de marine te merken. Er worden
regelmatig paraatheidsoefeningen gehouden. De vloot is vaak op patrouille
in de archipel. Net als in Nederland is ook in Indië de mobilisatie afgekondigd.
MEI 1940
Nederland in oorlog
Op maandag 13 mei 1940, 2e pinksterdag, vertrekt uit Amsterdam het
s.s. Van Rensselaer met 150 personen aan boord met als bestemming
West-Indië. In de buitenhaven van IJmuiden loopt het schip op een
Duitse magnetische mijn en werd het in ernstig beschadigde toestand
aan de noordzijde van de Zuiderpier gezet.
De vader van Jenny krijgt tijdens de reddingsoperatie een hartverlam-
ming en komt op 55 jarige leeftijd te overlijden. Naast de vader van
Jenny komen nog 3 bemanningsleden en 2 passagiers om het leven.
Vanuit Indië is Nederland dan erg ver weg ... zonder de mogelijkheid
van een korte terugkeer.

Algemeen Handelsblad, donderdag 16 mei 1940
George is geplaatst als artillerieofficier aan boord van de torpedobootjager Hr.Ms. Piet Hein
Hr.Ms. Piet Hein,op volle kracht

Foto: nl.wikipedia.org
Nederlands Indië in oorlog
Om de Japanse invasiemacht te stoppen worden er door de strijdkrachten diverse acties ondernomen.
Op 18 februari 1942 koerste een Japanse invasievloot vanuit het noorden naar Bali om dat eiland te
bezetten. De volgende dag stoomde deze vloot via Straat Lombok Straat Badoeng binnen en ankerde
bij de kust van Bali waarna de landingstroepen aan wal werden gebracht. Een deel van de “Striking
Force” (Hr.Ms. De Ruyter, Java, Piet Hein en twee Amerikaanse torpedobootjagers, Ford en Pope)
stoomde die dag om 23.00 uur met hoge vaart Straat Badoeng in.
Toen men zicht op de vijand kreeg werd het vuur geopend. De Japanners ontstaken hun zoeklichten
en beantwoordden het geallieerde vuur. Daarbij trof het noodlot Hr.Ms. Piet Hein die achter de twee
kruisers stoomde. Een vijandelijke granaat explodeerde in het achterketelruim, waardoor de torpedo-
bootjager stuurloos kwam te drijven. Van alle zijden werd de Piet Hein beschoten en hoewel zij tot
het laatste toe bleef vuren, was de strijd spoedig beslist. Volkomen wrak geschoten verdween de Piet
Hein in de diepte. Zestig bemanningsleden gingen met het schip ten onder, terwijl overlevenden zich
met zwemvesten en vlotten trachtten te redden.
Een deel der overlevenden kwamen aan land op Java, Bali en Noesa Penida. Op het laatste eiland kwam
George met een groep van enige tientallen bemanningsleden aan land. Zij werden door de lokale visser
Nang Njelem naar Lombok gebracht, waar toen nog geen Japanners waren. Vanuit Lombok werd overge-
stoken naar Soembawa om daar enkel Europese ambtenaren te ontzetten.

Soerabaiasch-Handelsblad, dinsdag 7 april 1942
Uiteindelijk werden vele bemanningsleden van de Piet Hein in april/mei 1942 door de Japanners als krijgs-
gevangenen afgevoerd. George werd op 9 mei 1942 gevangen genomen en overgebracht naar Java waar
hij op 15 augustus 1942 werd geregistreerd.
Krijgsgevangenkaart G.F. Zegers Veeckens

Foto: www.gahetna.nl
George gaat als zoveel andere krijgsgevangenen van het ene naar het andere kamp. In januari 1943 is hij
in een kamp op Singapore Eiland. De Japanners transporteren de gevangenen richting Birma en Siam om
daar aan de spoorlijnen te gaan werken.
Op 9 januari 1943 kregen een duizendtal Nederlanders, die in krijgsgevangenkampen op Singapore Eiland
waren ondergebracht, de aanzegging dat zij de volgende morgen moesten vertrekken. Dit was geen pret-
tige tijding, want al waren de toestanden op Singapore Eiland allesbehalve rooskleurig, een ieder wist dat
de slagkracht van de geallieerden met de dag toenam en dat het transport over zee gelijk stond met een
zekere dood.
Waarheen de reis zou gaan deelde de Japanse commandant niet mede, er waren twee mogelijkheden:
naar Siam of naar Birma. Hierover waren de gevangenen in het onzekere, maar zij wisten dat zij waren
overgeleverd aan de kuren en nukken van de mannen van het "land van de rijzende zon" en dat zij er
dus niets tegen konden inbrengen. Zij hoopten evenwel dat het transport per spoor zou geschieden -
hetgeen door de Japanners plechtig was beloofd - omdat dit toch nooit zó gevaarlijk was als het vervoer
over zee, waar zij bloot zouden staan aan de aanvallen van de geallieerde onderzeeboten en vliegtuigen.
Op 10 januari 1943 vertrok vanuit Singapore het Japanse transportschip s.s. Nitimei Maru. Het schip was
de voormalige, in 1912 gebouwde, Noorse Alfred Nobel, later verkocht aan Japan. Een roestend stinkend
schip van ± 4700 ton geladen met vier locomotieven en divers spoorwegmateriaal van de Javaanse Staats
spoorwegen en vele andere zaken. In Singapore waren circa 1000 geallieerde krijgsgevangenen en 600
man van de Japanse spoorwegtroepen (onderdeel van de genie) geëmbarkeerd. De gevangenen werden
in het voorruim en de Japanners in het achterruim ondergebracht.
s.s. Alfred Nobel (de latere Nichimei Maru)

Foto: sites.google.com
Bij Penang werd met het 5000 ton metende transportschip s.s. Modji Maru en een korvet van de Japanse
marine een konvooi gevormd. Aan boord van de Modji Maru bevonden zich eveneens circa 1000 geallieer-
de krijgsgevangenen. Bestemming was Rangoon.
Twee dagen gingen rustig voorbij zonder dat zich iets bijzonders voordeed. Ook de derde dag, vrijdag
15 januari 1943, verliep aanvankelijk kalm; het korvet voer voor beide schepen uit en de Modji Maru
voer iets achterlijker dan dwars van de Nichimei Maru, met circa 900 meter tussenruimte. De snelheid
van het konvooi was een mijl of tien.
Toen het konvooi in de Golf van Martaban (Birma) stoomde, verschenen er om 14.30 uur plotseling zes
Amerikaanse B-24 Liberator bommenwerpers van de 10e Bombardements Wing USAAF, opererend van-
uit India, die de schepen aanvielen. De Nitimei Maru werd door de aanval tot zinken gebracht terwijl de
Modji Maru zwaar werd beschadigd.
USA B-24 bommenwerper

Foto: upload.wikimedia.org
Het escorterende Japanse korvet dat bij de Amerikaanse luchtaanval onmiddellijk het hazenpad had
gekozen, keerde schoorvoetend terug. Aan boord van dit schip viste men eerst alle Japanners op
alvorens zij zich aan de blanken "bezondigden" De drenkelingen van de Nitimei Maru werden daarna
groepsgewijs opgepikt door sloepen van het korvet die hen aan boord nam om ze vervolgens naar de
Modji Maru te brengen. Omdat de Modji Maru door de near misses een lekkage had opgelopen, werd
besloten om, in plaats van de oorspronkelijke bestemming Rangoon, nu Moulmein aan de Golf van
Martaban aan te doen. Daar werden alle opvarenden gedebarkeerd
Na telling van de overlevenden van de Nitimei Maru bleken er 38 Nederlanders te zijn vermist, waar-
onder George Frederik Zegers Veekens.
Zij vonden op vrijdag 15 januari 1943, ver van huis en haard, een zeemansgraf ....

Foto: bknpk.com
George Frederik Zegers Veekens heeft voor zijn deelname aan de gevechten in de straat van
Badoeng aan boord van Hr.Ms. Piet Hein, bij Koninklijk Besluit no. 7 van 19 november 1942,
het Bronzen Kruis met een Eervolle Vermelding gekregen. Deze onderscheiding is later
ingetrokken en vervangen door een Bronzen Leeuw.
Later is aan hem, postuum, ook het Oorlogs Herinneringskruis met 2 gespen toegekend.
Op vrijdag 23 mei 1947 werden aan boord van het vliegdekschip Hr.Ms. Karel Doorman in de
Merwehaven te Rotterdam, diverse onderscheidingen uitgereikt aan de nabestaanden van 22
omgekomen marinemannen die zich tijdens de oorlog bijzonder hadden onderscheiden.

De Tijd, maandag 19 mei 1947
Enkele bronnen:
"Gedenkrol van de Koninklijke Marine 1939-1962" en
het niet gepubliceerde "Supplement" op deze gedenkrol
H.J. Floor †
Weesp 2004.
"Schepen van de Koninklijke Marine in W.O. II"
C. Mark
De Alk B.V., Alkmaar1997
"De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog” Deel: 3
Ph.M. Bosscher
Uitgeverij van Wijnen, Franeker 1990.
"Bronzen Leeuw - Bronzen Kruis, Militaire dapperheidsonderscheidingen"
H.G. Meijer
Uitgeverij De Bataafsche Leeuw, Amsterdam 1990.
"Gedenkboek Adelborsten-opleiding te Willemsoord 1854 - 1954"
P.S. van 'T Haaff -en- M.J.C. Klaassen
Uitgeverij C.A.J. van Dishoeck, Bussum 1954
Alle Hens, augustus 1950
Onze Vloot, november 1946
"Naamboek Koninklijke Marine 1940"
Samengesteld door het Departement van Defensie
's-Gravenhage 1940
oorlogsgravenstichting.nl
wrecksite.eu
www.gahetna.nl
www.genealogieonline.nl
www.regionaalarchiefalkmaar.nl
www.wiewaswie.nl